Voer de pietendiscussie eens… in je klas!

Afgelopen weekend kwam de Sint aan en werd er (wééral) duchtig gediscussieerd over het feit of bij ‘zwarte piet’ sprake is van racisme. De leerlingen van het 5de en 6de leerjaar worden ook geconfronteerd met deze uitspraken op televisie. Waarom niet eens dé discussie in de klas voeren?

achtergrondinfo pietenpact

Verdeel de klasgroep in twee groepen. Een “pro” en een “contra” groep.
Laat de leerlingen zich per groep nog eens opdelen in groepjes van maximaal 4 personen. De leerlingen gaan per groepje allereerst zelf enkele standpunten bedenken waarom ze ‘voor’ of ’tegen’ het pietenpact kunnen zijn.

Daarnaast kunnen de leerlingen ook zeker op het internet op zoek gaan naar extra opinies, meningen.
Héél belangrijk is dat je als leerkracht de “pro” groep ook even laat nadenken over verschillende redenen waarom mensen “tegen” kunnen zijn èn omgekeerd!

Daarna kan de discussie gevoerd worden (in 2 of meerdere rondes) waarbij de leerlingen oog en oor hebben naar hun klasgenoten (hoe reageerde die persoon,…), dit kan door een observatiewijzer op te stellen voor de “non-actieve” leerlingen tijdens de discussie, zodat ze de sprekende leerlingen kunnen observeren.

Eindigen doen we door een eigen mening te vormen over het pietenpact en deze goed te laten verwoorden.

LET OP: Neem geen “moraliserende” rol op en laat leerlingen ècht ventileren. Ieders mening moet gerespecteerd worden. Maak ook duidelijk dat de discussie “virtueel” is en dat de eigen mening van het grootste belang is.

pietenpact

Denken – delen – uitwisselen

1. De leerkracht geeft een opdracht/vraag.
2. De kinderen denken individueel (1-2 minuten) na en schrijven hun antwoord op.
3. De kinderen delen in tweetallen hun antwoord.
4. De antwoorden worden klassikaal uitgewisseld.

Geschikt voor:
1. Open vragen
2. Mening geven
3. Het activeren van de voorkennis

Drie stappen interview

Vaak moeten leerlingen veel samen doen maar hoe goed luisteren leerlingen naar elkaar? Deze werkvorm zorgt voor goed luisteren.

Werkwijze

  • Eerst worden er groepen van vier gevormd. Binnen elke groep worden de leerlingen genummerd als A, B, C en D. Hierna wordt de vraag aan de groepen gesteld. Dat kan een meningsvormende vraag zijn maar ook een vraag over behandelde leerstof.
  • De rest gaat als volgt: A ondervraagt B en C ondervraagt D. Hierna wordt het omgekeerde gedaan, B ondervraagt A en D doet dat bij C.
  • Hierna geeft A weer wat B heeft gezegd of uitgelegd en daarna doet B dat van A. Voor C en D geldt hetzelfde.
  • Daarna vindt een rapportage plaats waarna eventueel een klassendiscussie kan plaatsvinden.

    Deze werkvorm kan heel nuttig zijn als je wilt dat leerlingen bepaalde vaardigheden van elkaar leren. Een vraag zou kunnen zijn: Bevraag elkaar hoe je deze toets hebt voorbereid.