Straffen en belonen

Omgaan met problemen

Bij opvoeden, lesgeven horen ‘straffen en belonen’. Vooraleer we daar dieper op ingaan blijven we toch eerst even stilstaan bij ‘moeilijk gedrag’. Gepast inzicht en een gepaste ingesteldheid zorgen ervoor dat
we als leerkracht moeilijk gedrag bij kinderen een stukje gemakkelijker beleven…

Visie

Moeilijke kinderen bestaan niet… wel moeilijk gedrag en een moeilijke
relatie. We leggen problemen vaak alleen bij het kind terwijl het altijd een relatie is.
  • Universele wondermiddelen en kant – en– klaaroplossingen voor problemen bestaan niet.
    De schoen die het ene kind past, knelt het andere. 
  • Een kind heeft een probleem, een kind is geen probleem.
    M.a.w.: een kind is meer dan zijn probleem alleen.
    Gedrag observeren mag geen interpretatie zijn. Train jezelf in niet oordelen. 
  • Moeilijk gedrag is ooit opgebouwd, dus het kan ook worden afgebouwd.
    Opvoeden is blijven geloven in ontwikkelingsmogelijkheden.
    Opvoeden is een groeiproces voor alle partijen.
     
  • De oorzaak van moeilijk gedrag is moeilijk gedrag.
    Moeilijk gedrag kan een symptoom zijn, een verkapte hulpvraag. Heb oog voor ‘wat achter het gedrag zit’. Problemen zijn een signaal. Problemen zijn leerkansen. 
  • Moeilijk gedrag wordt op verschillende manieren geuit.
    Opvallend druk actingoutgedrag valt meer op dan teruggetrokken, gesloten gedrag. Zet je bril op, herken beide vormen.
  • Staar je niet alleen blind op moeilijk gedrag. Let ook op positieve signalen en contacten.

Probleemverlagende tips

  • Mensen groeien vanuit dingen die ze kunnen en die gewaardeerd worden.

    Pak iemand aan bij positief gedrag. Zorg voor positieve bekrachtingen en toon positieve betrokkenheid en interesse (verbaal, non-verbaal, materieel,…)

  • Geef expliciet positieve feedback: spreek positieve toekomst gerichte taal, luister actief en empathisch, reik gedragsalternatieven aan. Laat ervaren dat fouten maken mag, gebruik ik-boodschappen. Vermijd rampwoorden als ‘nooit en ‘altijd’.
  • Samen werken aan een probleem en alternatieven zoeken stimuleert betrokkenheid en onderlinge solidariteit. Verantwoordelijkheid durven geven is een blijk van vertrouwen.
  • Ga geen machtsstrijd aan met de jongere maar stel je open. Verwacht geen wederkerigheid.
  • Bied structuur.
    Stel duidelijke regels en grenzen en pas ze consequent toe. Bepaal samen ook de tolerantiegrens. Aan welk soort tussenkomst en ondersteuning heeft het kind behoefte?
    Affectief? Informerend? Gedragsregulerend?
    Elke jongere heeft anderen noden. Soms kan autoritair verbod nodig zijn, soms ook het negatieve negeren.
  • Denk aan de waarde van jezelf als ‘goede voorbeeld’. Kinderen leren veel impliciet en spontaan, dus ook motivatie, enthousiasme, levensoptimisme,… gewoonweg door dit te ervaren bij iemand.
  • Noem jongeren regelmatig met hun naam. Dat geeft hen identiteitswaarde.
  • Onderschat het belang van humor niet! (Glim)lachen ontlaadt en relativeert. Wie glimlacht is sterker dan wie boos wordt.

  • Doe appèl op hun ‘intern geweten’. Kom niet vaak terug op vorig wangedrag en wees constructief, concreet en duidelijk in het formuleren van gewenst positief gedrag.
  • Het kennen van de oorzaken van moeilijk gedrag kan verhelderend werken, maar biedt op het moment zelf niet steeds een oplossing.
  • Gewoontecirkels doorbreken is moeilijk en vraagt tijd. Gun jezelf en anderen
    die tijd. Geloof ook in de heilzame kracht van de herhaling.
  • ‘Verbondenheid’ bieden als antwoord op de-link-wentie: mensen hebben geen link meer met anderen, zichzelf, de omgeving.
    Oplossing is dus: opnieuw een band van respect ervaren en verbondenheid scheppen.

 

Bron: http://www.sports-media.be/links/klasmanagement.pdf