Duo’s

1. De kinderen vormen tweetallen.
2. Om de beurt maken de kinderen één opgave, terwijl de ander observeert en indien nodig hulp geeft. Het kind moet hardop denken, zodat de helper weet op welke manier hij de opdracht aanpakt. De helper controleert of het antwoord goed is en geeft dan een
compliment, als het niet goed is, helpt hij om het goede antwoord te vinden.
3. De leerkracht vraagt naar de manier van samenwerken en hoe de opdracht verlopen is.
Geschikt voor:
1. Open, gesloten en inzichtsvragen.

  • Voorspellingen doen over het verloop van het verhaal.
  • Om de beurt een som maken of een getallenreeks aanvullen.
  • Om de beurt een vraag of opdracht maken.
  • Je zou bij makkelijke rekensommen ook kunnen wisselen na vijf sommen.
  • Deze werkvorm zou je ook kunnen toepassen wanneer kinderen in tweetallen
    werken achter de computer.

Denken – delen – uitwisselen

1. De leerkracht geeft een opdracht/vraag.
2. De kinderen denken individueel (1-2 minuten) na en schrijven hun antwoord op.
3. De kinderen delen in tweetallen hun antwoord.
4. De antwoorden worden klassikaal uitgewisseld.

Geschikt voor:
1. Open vragen
2. Mening geven
3. Het activeren van de voorkennis