Genummerde hoofden

1. De kinderen krijgen allemaal een nummer.

2. De leerkracht stelt een vraag. Elk kind moet na zoveel minuten het antwoord weten.
3. Iedereen denkt voor zichzelf na en schrijft een antwoord op.
4. De kinderen steken hun hoofden bij elkaar. Om de beurt (rotonde werkvorm) brengen ze een antwoord in. Ze komen samen tot een antwoord.
5. De leerkracht noemt een nummer en de kinderen met dat nummer steken hun hand op en geven het antwoord op de vraag.

Geschikt voor: open en gesloten vragen.

Flitsen

1. De kinderen maken flitskaartjes.
2. De kinderen gaan in tweetallen zitten en wisselen hun flitskaarten uit.
3. De helper leest de vraag voor en controleert het gegeven antwoord. Het is belangrijk dat de helper af en toe complimenten geeft als het goed gaat.
4. Er vindt een korte klassikale nabespreking plaats.

Geschikt voor:
1. Het aanleren van een vaardigheid (automatiseren en feitenkennis)
2. Taal, rekenen, zaakvakken

Moeilijke woorden lezen/schrijven. 
Woorden flitsen met weggelaten letter(s), wat is het hele woord?
Woordbetekenissen?
Tegenstellingen?
Tafels
Hoofdrekenen
Topografie
Jaartallen
Andere feitenkennis

Woordenweb

1. Elke groep krijgt een groot vel papier. De groepsleden hebben elk een eigen kleur stift. 2. Midden op het vel papier staat in een cirkel/vierkant het onderwerp of begrip. Wat roept dit bij de kinderen op? Om de beurt, met de wijzers van de klok mee, schrijven of tekenen de kinderen iets op.
3. Vervolgens worden de relaties tussen de begrippen met lijnen aan gegeven.
4. De woordenwebben worden opgehangen en toegelicht.

Geschikt voor:
1. Inventariseren van voorkennis, samenvatting van wat is geleerd.

  • Een woordweb maken van een gelezen verhaal: wat zijn de relaties tussen de
    personen.
  • Een woordweb maken rond een nieuw begrip.
  • Inventariseren van voorkennis: wat weten de kinderen al..?
  • Belangrijke woorden uit een tekst opschrijven en met elkaar in verband brengen.
  • Samenvatten van wat er is geleerd.
  • Een variatie is de kinderen eerst zelf een woordweb te laten maken en tenslotte één
    met de hele groep.
  • Een tweede variatie is om elke groep een woordweb te laten maken en vervolgens
    klassikaal één woordweb te maken.

Duo’s

1. De kinderen vormen tweetallen.
2. Om de beurt maken de kinderen één opgave, terwijl de ander observeert en indien nodig hulp geeft. Het kind moet hardop denken, zodat de helper weet op welke manier hij de opdracht aanpakt. De helper controleert of het antwoord goed is en geeft dan een
compliment, als het niet goed is, helpt hij om het goede antwoord te vinden.
3. De leerkracht vraagt naar de manier van samenwerken en hoe de opdracht verlopen is.
Geschikt voor:
1. Open, gesloten en inzichtsvragen.

  • Voorspellingen doen over het verloop van het verhaal.
  • Om de beurt een som maken of een getallenreeks aanvullen.
  • Om de beurt een vraag of opdracht maken.
  • Je zou bij makkelijke rekensommen ook kunnen wisselen na vijf sommen.
  • Deze werkvorm zou je ook kunnen toepassen wanneer kinderen in tweetallen
    werken achter de computer.

Dobbelen

1. In de groep wordt een tekst gelezen en besproken.
2. De kinderen gaan in groepjes zitten. De eerste dobbelt met de dobbelsteen. Met het woord dat bovenop komt wordt een vraag bedacht over de tekst.
3. De rest van het groepje geeft antwoord op de vraag.
4. De vragen en antwoorden worden opgeschreven.
5. De leerkracht vraagt naar de samenwerking en een aantal vragen.
Geschikt voor:
1. Tekstbegrip bij taal en zaakvakken.
 Deze werkvorm is heel geschikt voor het bevorderen van tekstbegrip.
 Er kunnen ook twee dobbelstenen worden gebruikt, nog één met werkwoordvervoegingen.
 Er kunnen ook cijfers op de dobbelsteen gezet worden. De kinderen gooien met
twee dobbelstenen en maken een som van de getallen.
 In plaats van dobbelstenen kunnen ook kaarten worden gebruikt. De kinderen
mogen dan zelf een woord uitkiezen. Voorbeelden zijn: “wat is”, “wie kan”,
“wanneer heeft”.
 De leerkracht kan er voor kiezen om één dobbelsteen vast te leggen om zo de soort
vragen te structureren. De kinderen gooien met de andere dobbelsteen.

Om de beurt

1. De kinderen vormen tweetallen.
2. De leerkracht stelt een vraag met meerdere korte antwoordmogelijkheden.
3. De kinderen geven om de beurt een antwoord.
4. Een aantal kinderen mogen hun antwoorden met de rest van de klas delen.

Geschikt voor:
1. Open vragen met veel korte antwoorden
2. Overeenkomsten en verschillen, oplossingen
3. Taal, rekenen, zaakvakken, creatieve vakken.

 Pak om de beurt een letter en maak er een woord mee.
 Een woordketting maken.
 Samen lezen: om de beurt een zin of een stukje lezen.
 Samen een verhaal bedenken: om de beurt een zin.
 Voorwerpen noemen doe meer dan 1000 kg wegen.
 Zo veel mogelijk sommen met uitkomst 16.
 Zo veel mogelijk manieren om van A naar B te gaan (plattegrond).
 Soorten noemen.
 Overeenkomsten/verschillen.
 Oorzaken/gevolgen.
 Kenmerken noemen.

Denken – delen – uitwisselen

1. De leerkracht geeft een opdracht/vraag.
2. De kinderen denken individueel (1-2 minuten) na en schrijven hun antwoord op.
3. De kinderen delen in tweetallen hun antwoord.
4. De antwoorden worden klassikaal uitgewisseld.

Geschikt voor:
1. Open vragen
2. Mening geven
3. Het activeren van de voorkennis

Migratie: Dag wereld!

Migratie heeft altijd bestaan en zal altijd bestaan. Migratie is een wereldwijd fenomeen. Van de Titanic die Europeanen naar Amerika bracht, over Marokkanen die naar België kwamen om te werken  tot moderne vormen van migratie. Leerlingen denken na over en visualiseren de veelheid aan oorzaken en gevolgen.

Migratie – lesverloop (3de graad)
Migratie Artikel Migratieakkoord
Migratie Labels
Migratie Red Star Line
Migratie Titanic
Migratie Werkblad Ingevuld
Migratie WerkbladMigratie voorbeeld boot Migratie Voorbeeld hoepel

Djapo.be

Gevoelsrondje

Ik start elke ochtend in mijn klas met een gevoelsrondje. Het is dan de bedoeling dat de kinderen zichzelf een cijfer geven tussen 0 en 5. Een 0 wil zeggen dat ze zich helemaal niet goed in hun vel voelen. Bij een 5 voelen ze zich fantastisch.

Schermafbeelding 2015-07-07 om 14.09.24

De kinderen kiezen zelf of ze vertellen waarom ze zich zo scoren. Er wordt dus een open sfeer gecreëerd waarin er naar elkaar geluisterd wordt en waar de kinderen vertellen hoeveel en wat ze willen. De kinderen in mijn 3de graad vonden dit heel verrijkend. Ik wilde daarom nog een stapje verder gaan. De kinderen krijgen van mij een mini-boekje met cijfers van 0 tot 5 wat op hun bank komt te liggen. Hiermee kunnen ze ook in de loop van de dag hun gevoel weergeven en aanpassen. Door dit principe wordt het ook voor de kinderen makkelijker om met elkaar om te gaan. Er staan ook enkele tips op – hoe kinderen met het gevoel van anderen kunnen omgaan.

Schermafbeelding 2015-07-07 om 14.09.15

Het gevoelsrondje kan vanaf het 1ste t.e.m. het 6de leerjaar gebruikt worden. Ik ontwikkelde daarom een versie per graad. In de eerste graad blijft het bij de basisgevoelens (met een smiley) – blij, boos, bang, verdrietig.
In de tweede graad krijgen de kinderen een smiley en een cijfer. In de derde graad blijft enkel het cijfer nog over.

Gevoelsrondekaartjes – 3de graad
Gevoelsrondekaartjes – 2de graad
Gevoelsrondekaartjes – 1ste graad

Presentatievormen

Er bestaan ongelooflijk veel manieren om een presentatie te geven. Ik denk hierbij aan een muurkrant, posterpresentatie, powerpoint,… maar er bestaan zoveel andere manieren. Ik ging op zoek naar bestaande documenten die op kindermaat uitlegden hoe je een presentatie zou kunnen vormgeven. Daarom ontwikkelde ik zelf onderstaande fiches rond presentatievormen.

Ik ben mij ervan bewust dat deze nog niet helemaal op punt staan en ben daarom op zoek naar feedback. Heb je een opmerking, tip,…? Laat ze dan zeker achter via een reactie. Zo kan dit materiaal alleen maar beter worden!

Presentatievormen

Een voorbeeld van de fiches "presentatievormen"
Een voorbeeld van de fiches “presentatievormen”